Onze visie
1. Algemene visie op veilig verblijf
Het ontstaan van veilig verblijf vindt zijn origine in een wijziging van het jeugddelinquentierecht (2019). Daarin werd beslist om vanaf 1 januari 2022 een privaat georganiseerd alternatief te voorzien voor jongeren in een verontrustende opvoedingssituatie, waarbij de jeugdrechters inschatten dat beveiliging van/voor de jongere een onderdeel van de hulpverlening is. De gehele setting is gericht op het versterken van mogelijkheden om jongeren, die tijdelijk in een zeer onveilige situatie vertoeven en die fysiek/emotioneel onbereikbaar zijn voor zichzelf, hun (positieve) omgeving en/of de maatschappij, opnieuw verbinding te laten maken met hun (positieve) context. Een vorm van hulpverlening kan hier onderdeel van zijn. We gaan uit van een gedifferentieerde (geïndividualiseerde) aanpak. We willen met veilig verblijf jongeren een tijdelijk verblijf geven, waar ze kansen krijgen om hun hulpverleningstraject terug op te nemen. Beveiliging op relationeel, fysiek en procedureel vlak wordt hierbij ondersteunend ingezet, om de doelen van de jongeren en de maatschappij te realiseren. Vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid combineert Heem vzw de expertise van BJZ, VAPH en GGZ. Hierbij maken we gebruik van de verschillende vormen van participatie (cfr participatieladder) en respecteren we de rechten van jongeren. De zorg die we centraal stellen voor onze jongeren stellen we ook naar onze medewerkers, die samen mee op weg gaan.
Verbondenheid, competentie & autonomie
We baseren ons voor de invulling van onze visie op de zelfdeterminatie theorie (Ryan & Deci, 2017). Deze theorie stelt dat ieder mens drie psychologische basisbehoeften heeft (verbondenheid, competentie en autonomie) en dat vervulling van deze basisbehoeften leidt tot motivatie voor gedragsverbetering. Frustratie daarentegen leidt tot psychopathologie en probleemgedrag (Ryan & Deci, 2017; Vansteenkiste & Soenens, 2015; Van de Helm, Kuiper & Stams, 2018).
Jongeren in de jeugdhulp vertonen soms gedrag dat ongepast is. Dit gedrag komt er omwille van zeer uiteenlopende redenen (beperking, drugs, contextproblemen,…). Belangrijk is om de persoon achter dit gedrag te zien en hen te accepteren. Acceptatie voorkomt dat psychologische basisbehoeften vaak niet worden vervuld. Verbinding creëren is het eerste actiepunt in het zoeken naar samenwerking met de jongere. Dat sluit goed aan bij de zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (2017), waarin wordt gesteld dat motivatie voor verandering alleen werkt als aan psychologische basisbehoeften kan worden voldaan. Deze drie basisbehoeften worden voorgesteld als het ABC van de psychische ontwikkeling. Dit zijn: verbinding, autonomie en competentie. We vertrekken vanuit de aanname dat iedere persoon, ook jongeren in complexe verontrustende situaties op zoek gaan naar de invulling van deze psychologische basisbehoeften. We gaan dan ook uit van een kader waarin jongeren deze zoveel mogelijk ervaren, zodat hun intrinsieke motivatie verhoogt. Dit zal voor elke jongere anders zijn en op elke jongere individueel worden afgestemd.
In het kader van verbondenheid dient de setting kansen te geven met het oog op een hernieuwde verbinding met zichzelf, (betekenisvolle) anderen en de samenleving. In het kader van veilige opvang is het zinvol vooreerst te focussen op de connectie, dan op de correctie. De jongere wordt hierbij steeds beschouwd als een betekenisvol persoon. Door verbondenheid plaatsen we de wereld en de mensen in perspectief met eigen waarden. Contact, nabijheid, menselijkheid en aanwezigheid zal de basishouding zijn van iedereen die verbonden is aan Heem vzw. Het pedagogisch kader van deze veilige opvang zal sterk gericht zijn op respectvolle omgang enerzijds en duidelijke sturing en structuur anderzijds. Medewerkers zetten in op een wederzijdse werkrelatie met de jongere waar in de basis openheid, voorspelbaarheid, betrouwbaarheid en acceptatie centraal staan. Er is respect voor ieders persoon. Het gaat om het zien van elkaar, dat ieder zich gewaardeerd en geaccepteerd voelt en er mag zijn. De medewerkers zijn aanwezig vanuit een basishouding van nieuwe autoriteit.
Het creëren van leefgroepen met 6 jongeren past in de evolutie in de sector naar kleinere leefgroepen en helpt om meer nabIntegrale Jeugdhulpverleningeid te geven aan deze jongeren. Dit geeft kansen om nabije begeleiding te bieden. Medewerkers zetten in op de krachten en interesses van de jongeren. Ze geven jongeren leer- en groeikansen binnen ieders mogelijkheden. Verbondenheid gaat ook om het in beeld brengen van ouders, familie en vrienden. Medewerkers zijn tijdelijk aanwezig, maar ouders, familie en vrienden blijven constant belangrijk voor een jongere. We zullen de verbondenheid stimuleren tussen de jongeren en hun ouders, familie en bredere netwerk. Wat autonomie betreft, is er een duidelijke structurering in tijd. Jongeren weten om hoe laat ze eten en gaan slapen, maar ook wat er van hen wordt verwacht. Dagelijks wordt een individuele- of groepsactiviteit aangeboden. Deze sluiten zoveel mogelijk aan bij de interesses en talenten van de jongeren. We geven de jongeren een sterk aanbod van individuele en groepsactiviteiten waarvan sport en beweging onderdeel is.
Het derde luik van de zelfdeterminatietheorie is competentie. Competentiegevoel wordt gestimuleerd door duidelijkheid, ondersteuning, aanmoediging en constructieve feedback. Begeleiders stralen vertrouwen uit en bieden gepast uitdaging. Het gaat hierbij om competenties in de hoek van sociale vaardigheden (maatschappelijk aanvaardbaar gedrag) en competenties om een beroep uit te oefenen. Competent worden in sociale gedraging verloopt deels via mondeling: begeleiders die gedrag laten zien dat de jongeren kunnen kopiëren. Daarnaast zal een aanbod worden uitgewerkt om jongeren competenter te maken in wat de maatschappij vraagt.
We zetten in op een cultuur van herstel. Fouten maken mag, daar kan je uit leren. Bij alle soorten gedragingen, zorgen we dat we als begeleiders niet in escalatie gaan. We smeden het ijzer als het koud is: we bespreken alle gedrag achteraf en zetten elke jongere aan tot reflectie en herstel. Indien nodig zoeken we met de jongere wat een volgende keer kan helpen om escalatie te voorkomen. Naast een cultuur van herstel, maken we gebruik van consequenties. Deze benaderen we niet als strafmaatregel. Een aantal consequenties zullen op voorhand vastliggen. Deze voorspelbaarheid zorgt voor rust en duidelijkheid, zowel voor de jongere als voor de medewerkers. Daarnaast zullen er, indien nodig, consequenties voor het specifieke traject met de jongere worden afgesproken. Elke jongere kan meedenken over consequenties die hem/haar zullen helpen.
2. Positief leef-, leer- en werkklimaat
De fysieke leef- en leeromgeving is een warme, passende en veilige omgeving waar kinderen en jongeren tot rust kunnen komen en waar ze uitgenodigd worden tot groei in hun ontwikkeling. We streven naar een zo normaal mogelijke woonsituatie, een thuisgevoel waar jongeren zich welkom en geaccepteerd voelen. Nabijheid en verbinding maken, zijn cruciaal.
Dagelijkse routine en structuur dragen bij aan de ontwikkeling van de jongeren. Deze zijn op maat van de jongeren en gebeurt in dialoog. Personeel is voorspelbaar en betrouwbaar. Sfeer en gezelligheid is belangrijk, maar ook op maat van de jongeren. Voor sommige jongeren kan dit bedreigend zijn. Personeel heeft een grote mate van zelfcontrole en zorgt voor rust. Er zijn mogelijkheden om rustplekken te creëren: niet alleen in huis, maar ook buiten: hangmatten, plekjes in de tuin.
Voor jongeren die meer rust nodig hebben, moeten we mogelijkheden creëren om tijdelijk een meer individueel traject in te zetten met meer frequente kamermomenten, strakker dagschema, meer individuele momenten. Maar steeds gericht op re-integratie in de maatschappij, op maat en in dialoog met de jongere. We vertrekken vanuit een individueel traject met methodische groepswerking als onderdeel van een individueel traject.
3. Veiligheid
We willen jongeren aan het roer laten staan en hen keuzes aanbieden zodat zij hun traject mee vorm kunnen geven. Er is een kapitein die de koers aangeeft. We willen een positief klimaat/kader neerzetten. Een waarbinnen we veiligheid voorop stellen. We stellen de vraag hoe we onze jongeren fysiek en mentaal de ruimte kunnen geven, in een veilig kader. Beveiliging betekent zeker niet enkel fysieke beveiliging. We weten dat hoe meer wordt ingezet op beheersing, hoe meer we escalaties in de hand werken. We zullen op zoek gaan naar een goede verhouding tussen enerzijds beveiliging en anderzijds autonomie van de jongere. Beveiliging zal zijn vanuit drie geledingen:
RELATIONELE VEILIGHEID: basishouding personeel
Beveiliging zit in het gedrag van personeel, gericht op verbinding, relatie en goede zorg. Basishouding = nieuwe autoriteit, geweldloos verzet: aanwezigheid, nabijheid en verbinding met de jongeren. De nabijheid van de begeleiders zal zeer hoog zijn om fugues te vermijden. Begeleiders werken de-escalerend om escalatie zoveel mogelijk te vermijden.
In tegenstelling tot de GI hebben we geen ‘behoudsplicht’. We hebben dus wel de mogelijkheid om in een escalatie ervoor te kiezen om de deur open te zetten als de-escalerende interventie. We staan ervoor om Heem vzw zo te organiseren dat jongeren de wil ervaren, om er te blijven of terug te komen wanneer ze tijdelijk ruimte nodig hebben.
FYSIEKE VEILIGHEID: infrastructuur
De infrastructuur is voorzien op beslotenheid, zodat deze in functie van de trajecten van jongeren kan worden benut. Met behulp van nieuwe technologie wordt een antwoord gegeven op vraagstukken van beslotenheid.
Naar analogie van de richtlijn ter preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële geestelijke gezondheidszorg zullen we enkel vrijheidsbeperkend optreden als de jongere voor zichzelf of anderen een gevaar vormt. Ook investeringen in de gebouwen en vorming in agressiebeheersing moeten het gebruik van vrijheidsbeperking tot een minimum herleiden. Binnen Heem vzw zullen we er alles aan doen om iemand die er verblijft te ontmoedigen om blijvend te ontvluchten.
PROCEDURELE VEILIGHEID: voorspelbaarheid
Een procedure is een vastgelegde manier van handelingen uitvoeren. Het gaat om een specifiek omschreven volgorde van stappen die moeten worden genomen in een proces. Dit zorgt voor een grote voorspelbaarheid over wat er gaat gebeuren en is een garantie dat wat je gaat uitvoeren op een gedegen en kwaliteitsvolle manier gaat gebeuren. Binnen het kader van veiligheid zijn de beleidslijnen en procedures die worden gehanteerd om de veiligheid te bewaren, gebaseerd op de structuur: preventie-preventie-preventie-preventie – aanpak – herstel. We weten alvast dat dit beleid een ‘work in progress’ blijft, dit is nooit ‘af’.
Soms is een hindernis of een probleem voor een jongere zo groot dat deze geen andere mogelijkheid ziet om zijn/haar doel te bereiken, dan het stellen van gedrag dat mogelijk de veiligheid van jongeren (de individuele jongere of de omstaanders), medewerkers of andere betrokkenen in het gedrang komt. Hiermee laat de jongere zien dat hij iets heel belangrijk vindt, dat hij in relatie staat met de wereld , dat hij zich onrechtmatig behandeld voelt en op geen enkele andere manier zijn doelen of behoeften kan invullen. Wanneer al het andere er niet in gelukt is om de situatie te de-escaleren en de veiligheid dermate in het gedrang komt, dien je te reageren. Deze reactie is de laatste zet in een schaakspel wat heel wat tussenstappen kent, algemeen noemt dit preventie. In Heem vzw zien we het als onderdelen van verbindend werken.
We gaan veiligheid dus niet enkel bekijken vanuit de beheersingslogica (hoe reageren op onveilig gedrag) maar eerst en vooral vanuit de zorglogica (welke handelingen kunnen we stellen vanuit het inhaken op, het versterken van, het constructief gebruik maken van, …) Of zoals onze Nederlandse collega’s van Via Icarus zeggen: “We moeten niet alles in het werk stellen om het vluchtgedrag te voorkomen. We moeten er wel alles aan doen zodat de jongere de wil heeft om te blijven of terug te komen.”
De manier van verbindend werken, de-escaleren en ultiem dienen te ageren, staat stapsgewijs beschreven in onze procedures.
Zo zal een isolatiekamer zijn voorzien. Het streven zal zijn om ervoor te zorgen dat deze niet nodig is en niet gebruikt hoeft te worden. Maar wanneer we deze gebruiken zal iedereen weten wat er gaat gebeuren, hoe dit gaat gebeuren, hoelang dit gaat gebeuren en wat er nadien gaat gebeuren. Bij aanhoudend moeilijk (niet begrepen, …) gedrag of bij aanhoudende onveiligheid, zetten we in op alternatieve time-outs op maat van de jongere. We bouwen voort op de goede praktijk die nu al bij de partners bestaat in samenwerking met de GI.
4. Geïntegreerd dagprogramma
We werken met een multidisciplinair begeleidersteam vanuit een holistische visie, waarbij we verschillende werkzame methodieken gebruiken, aangevuld met therapeutische aanbod. Door dit samen te brengen, zullen we meerwaarde creëren en ‘meer’ kunnen bereiken. We zullen samen met elke jongere een dagprogramma op maat samenstellen. Hierbij zal onderwijs en een regelmatig dag/nachtritme de basis vormen. We gaan naar een zinvolle en groeibevorderende tijdsbesteding, gekaderd binnen het individueel begeleidingstraject van en samen met de jongere.
Op dit moment denken we aan:
-
Ervaringsleren: We gaan op zoek naar de talenten van de jongeren en geven een aanbod vorm in ateliers of andere formules: kookactiviteit, creatieve activiteit, moestuin, verzorging van dieren, fietsen reparatie dienst, houtbewerking,… Bedoeling hierbij zal zijn dat de jongere nieuwe dingen leert, positieve ervaringen opdoet en zijn wereld verruimt.
-
Aanbod van verschillende soorten therapie op maat: psychomotorische therapie, ergotherapie, sociale vaardigheidstraining, agressie-training, signaleringsplan,…
-
Sport, spel en muziek
-
Rust, relaxatie, meditatietechnieken, rots en water
-
Stabilisatie, basisaanbod van traumatherapie
Handelingsgerichte diagnostiek zal belangrijk zijn, in functie van het vormgeven van het traject en aanbod van de individuele jongere alsook om de zorgcontinuïteit te bewaren na een verblijf in Heem vzw. Alle kinderen hebben recht op onderwijs. Ook de jongeren in beveiligende opvang. Als aansluiting bij gewoon onderwijs mogelijk is, zal dit de voorkeur zijn. We zullen dan de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de jongere veilig op school en terug naar de voorziening geraakt. Voor jongeren die (tijdelijk) niet meer in het gewone schoolcircuit terechtkunnen, zullen we de mogelijkheden goed verkennen rond thuisonderwijs, ziekenhuisschool, Tijdelijk Onderwijs aan Huis, Bednet,… Nadruk wordt gelegd op de uiteindelijke integratie van de jongeren in het reguliere school - en werkaanbod.
Daarnaast is er een aanbod van alternatieve dagbesteding buitenshuis. Aansluiting bij projectmatige initiatieven en organisaties met een bestaand ondersteunend begeleidingsaanbod van de partners wordt georganiseerd. We zullen met Arktos samenwerken om schoolvervangende trajecten uit te werken. We zullen beroep kunnen doen op NAFT, module binnen Jongerenwelzijn. Daarnaast kunnen we beroep doen op andere projecten, specifiek vertrekkend vanuit individuele noden van jongeren.
Zorgcontinuïteit
Kwetsbare jongeren hebben nood aan een samenhangende jeugdhulp. Daarom schuift het decreet Integrale jeugdhulp ‘het waarborgen van hulpcontinuïteit binnen de jeugdhulp’ naar voren als expliciete doelstelling. Heem vzw levert de inspanningen voor een jeugdhulp zonder breuken. Hiervoor werken we voor iedere jongere samen met een eigen gekozen vertrouwenspersoon. Daarnaast maken we gebruik van rondetafelgesprekken. Soms dient er te worden bemiddeld tussen organisaties om een optimaal engagement te waarborgen. In overleg zetten we samen gedeelde trajecten op. In het leven van jongeren loopt vaak niet alles slecht. Daarom zoeken we aansluiting bij bestaande netwerken en positieve steunfiguren.
Cliëntparticipatie
Participatief werken met kinderen, jongeren, ouders en opvoedingsverantwoordelijken is het vertrekpunt in de jeugdhulpverlening. Participatie is een fundamenteel recht (en houdt daarmee ook het recht in om niet te participeren) en garandeert actieve betrokkenheid bij alle stappen in een traject. De uitbouw van een participatieve hulpverlening is een voortdurend zoekproces, met veel uitproberen, fouten mogen maken, vallen en opstaan. Participatief werken, vraagt immers van beleidsmensen en jeugdhulpaanbieders dat ze zelf door de bril van de minderjarige en zijn ouders naar hulpverlening kijken. Omgekeerd vraagt participatie ook iets van jongeren en ouders, namelijk dat ze zich engageren en zich open stellen voor andere perspectieven dan die van henzelf. Jeugdhulpverleners, beleidsvoerders, minderjarigen en ouders moeten samen werken aan een participatieve jeugdhulp, in een voortdurende dialoog, met veel inzet, respect en geduld. Participatief werken vraagt dus vertrouwen van alle betrokken partijen in zichzelf en in elkaar. Dan weten cliënten zich gehoord, gezien en erkend. Dat is de basis voor het bouwen aan een participatieve hulpverlening. De uitbouw van een participatieve hulpverlening vraagt om een participatief beleid. Dit betekent ‘samen beleid maken’, in een gedeelde verantwoordelijkheid.
Dit vraagt een cultuur, een klimaat van participatie. Die cultuur ontstaat als er transparant wordt gewerkt vanuit een gelijkwaardige dialoog en een gezamenlijke besluitvorming met de minderjarigen en ouders uit de jeugdhulp over eigen hulpverlening (in de jeugdhulp) en over de organisatie van de jeugdhulp. Participatief werken, vraagt van alle deelnemers een voortdurende bereidheid tot verandering, vanuit een reflectieve houding. Een participatieve cultuur zorgt voor een ‘gelijke’ start: iedereen krijgt gelijkwaardige en begrijpelijke informatie en heeft evenwaardige kansen om te kunnen participeren. Een beleid met een participatieve cultuur geeft ruimte aan voorstellen, bekommernissen, thema’s en betekenissen die minderjarigen en ouders zelf aangeven en die voor hen relevant zijn, ook al spitst de hulpverlening of het beleidsproces zich daar op dat moment niet op toe. Agendasetting dus, ook door cliënten of hun vertegenwoordigers. Participatie is de enige manier om met minderjarigen en ouders, als volwaardige partners te komen tot een beleid dat vraag gestuurde hulp centraal stelt.
De ‘mate’ van participatie beschrijven verschillende auteurs met de ‘participatieladder’. Hoe hoger je op de ladder klimt , hoe meer er sprake is van effectieve participatie: mee-beslissen is dan de hoogste sport en dus de ultieme doelstelling en beste uitwerking. Dalen we verder af komen we bij co-produceren, adviseren, raadplegen en informeren. De laagste sport van de ladder is informeren. Het is de fundamentele basis om tot verdere participatie te komen. De informatie moet zo duidelijk gebracht zijn dat de boodschap echt wordt begrepen. Een participatief beleidsproces is ook een cyclisch proces van ‘mee-weten, mee denken, mee beslissen en mee evalueren’. Alle partners (beleidsmakers, jeugdhulpverleners minderjarigen en ouders) betrokken bij de uittekening van een beleid, participeren aan deze cyclus. Terugkoppeling vormt een cruciale stap in de beleidscyclus: wat is er gebeurd met de geleverde adviezen? Zijn ze gevolgd of niet en waarom? Een participatief beleid voorziet in een procedure die deze terugkoppeling verankert. Participatief werken vraagt een bewust stilstaan bij de participatieladder. Op welke sport situeren zich je acties? Tegelijk is er aandacht nodig voor de randvoorwaarden. Bij elke sport creëer je die context die nodig is om ouders en minderjarigen ook effectief hun rol te laten opnemen. Dit heeft alles te maken met drempels die participatie in de weg kunnen staan en die minderjarigen en ouders en hulpverlening ervan weerhouden een trapje hoger te gaan staan. Die drempels kunnen zich situeren op niveau van de (praktische) organisatie, communicatie, veiligheid en vertrouwen, de werkwijze van de hulpverlening, … . Hieraan werken, is een voortdurend, creatief, innoverend proces dat voorwaarden schept om drempels weg te nemen.
Binnen Heem vzw maken we de jongeren actief deel van zijn traject. We gaan van start met zijn wensen en doelstellingen en brengen deze in verbinding met de vragen vanuit de maatschappelijke noodzaak.